
Johannes schrijft hetzelfde (1 Joh 1, 1-3):
Ons christelijke geloof is gebaseerd op historische feiten en niet op fabels, of op mythen, het is gebaseerd op de Geschiedenis, en niet op verhaaltjes!
Het Woord is vlees geworden, en het heeft onder ons gewoond (Joh 1, 14).
Het verschil tussen Johannes en Lucas is dat Johannes ooggetuige is geweest. Lucas was dat niet, maar hij heeft zich "zorgvuldig geïnformeerd over alles wat was in het begin" bij diegenen "die sinds het begin ooggetuigen waren en de dienaars van het Woord zijn geworden", zodat iedereen zich "bewust kan worden van de gegrondheid van de leer". Ook Mattheüs was een ooggetuige, terwijl het Evangelie volgens Marcus de weerklank is van de verkondigingen van Petrus.
We moeten de historische waarde van de Evangelies van Lucas en de drie andere evangelisten benadrukken, omdat de gegrondheid van ons geloof ervan afhangt. Vandaag de dag heerst er een trend om "Jezus van het geloof" tegenover "Jezus van de geschiedenis" te zetten. De "Jezus van het geloof" zou bijna niets te maken hebben met de "Jezus van de geschiedenis", van wie wordt beweerd dat er niet veel over bekend is. De "Jezus van het geloof" op zijn beurt zou dan weer niets te maken hebben met wetenschap en hij zou bijgevolg niet geloofwaardig zijn, wordt gezegd.
Dit is een gevaarlijke tegenstelling, want ze leidt tot de afbrokkeling van het christelijke geloof. Volgens een peiling is de helft van de Fransen ervan overtuigd dat het bestaan zelf van Jezus twijfelachtig is, terwijl zijn bestaan een van de meest beschreven is. Er is geen enkele andere persoon uit de Oudheid waarover zoveel documentatie bestaat. En toch wordt getwijfeld aan het bestaan van Jezus, terwijl niemand er nog maar aan zou dénken om het bestaan van Julius Cesar te betwisten. Dit feit stemt tot nadenken maar is er niet zomaar gekomen. Het is het resultaat van veelvuldige pogingen om het geloof af te kraken, met de ene bestseller na de andere en dit al sinds het einde van de 18e eeuw tot op de dag van vandaag. Denken we maar aan de "Da Vinci Code"...
Het toppunt is wanneer het geloof van de gelovigen op sleeptouw wordt genomen door de kritiek van de ongelovigen, alsof voor de beoordeling van de artistieke waarde van een schilderij of een muziekstuk geen beroep wordt gedaan op experts, maar op blinden en doven. De Evangelies werden geschreven door gelovigen voor gelovigen, en er is een minimum aan geloof nodig om ze te begrijpen.
Vandaag zijn de woorden aan het begin van het Evangelie van Lucas belangrijker dan ooit. Als we ze vergeten of negeren, steunt ons christelijke geloof niet meer op gegronde feiten en brokkelt het vroeg of laat af.
Om dit te begrijpen is het goed om precies te weten hoe de Evangelies tot ons zijn gekomen.
1. Het beginpunt is Jezus, de feiten van zijn leven. Het gaat hier niet om een ideologie, maar om geschiedkundige gebeurtenissen. Deze gebeurtenissen speelden zich af "onder ons". Lucas maakte dan wel geen deel uit van de entourage van Jezus, maar op het moment waarop hij zijn Proloog schreef, waren er wel nog leerlingen in leven.
2. Dan zijn er de getuigenissen van de apostelen. Van deze gebeurtenissen waren de Apostelen "ooggetuigen", geen vluchtige of tijdelijke, maar "sinds het begin", dat wil zeggen vanaf het Doopsel tot aan de Verrijzenis.
3. Door dit eigenste feit zijn zij die gezien hebben, met Pinksteren "dienaars van het Woord" geworden. Dit is de overgang van "zien" naar "zeggen". Er is niets logischer dan deze overgang, aangezien de Jezus die zij hebben gezien, het vleesgeworden Woord is. Daarom ook zegt Origenus:
4.Daar de christelijke Traditie door dit Woord van de Apostelen onlosmakelijk verbonden is met het Woord van Christus zelf, is het haar rol om wat ze heeft vernomen van de ooggetuigen "over te brengen". En het eerste werk in deze zin is "erover te schrijven... in een uiteenzetting". Ook hier niets dan logica, aangezien het onderwerp van dit werk de gebeurtenissen zijn uit het leven en de dood van Jezus. De "toegevoegde waarde", als we dat zo mogen zeggen, is de "compositie", een zoektocht naar eenheid tussen verschillende fragmenten, wat volgens Lucas al velen vóór hem hadden gedaan.
5. Deze Traditie van het Woord van God, dat vlees geworden is in Jezus Christus en dat herhaald werd door de Apostelen, vindt zijn definitieve "com-positie" in het werk van de vier Evangelisten. Lucas vertrouwt ons toe hoe hij tewerk ging: zijn methode steunde op "zorgvuldige" informatie ("acribôs", waarvan wetenschappers het woord "acribie" hebben afgeleid, wat betekent "uiterste nauwkeurigheid"!), "over alles", dus zo uitvoerig mogelijk, "sinds het begin", dus zijn kindertijd, nog voor zijn Doopsel. Hiervoor putte Lucas uit verschillende bronnen, niet enkel de "uiteenzettingen" die anderen vóór hem hadden opgesteld, maar ook "ooggetuigenverslagen" van de "dienaars van het Woord" die hij heeft kunnen ontmoeten, zonder te vergeten de Maagd Maria en de andere familieleden van Jezus. Dat alles "voor u, hoogedele Theófilus", dat wil zeggen voor alle volgelingen van Jezus die nog zullen volgen, zodat wij ons bewust worden van de gegrondheid van de gegeven leer (van de catechese - het Griekse woord dat Lucas gebruikt).
Wat ik u vertel, werd bevestigd door honderdvijftig jaren van grondige bijbelverklaring over het ontstaan van de Evangelies. We moeten dus onze stem laten horen, tegen alles in, en de authenticiteit van deze geschriften, die zo belangrijk zijn voor ons geloof, verdedigen!
Maar het meest overtuigende argument voor de historische waarde van de Evangelies is toch de ervaring die wij er zelf uit putten, iedere keer dat we diep worden geraakt door een woord van Christus. Welk ander woord, oud of nieuw, heeft dat ooit gekund? (R. Cantalamessa)